Fort

‘Oké jongens, hard gewerkt vandaag. Ik heb een plan: de laatste drie kwartier van de middag gaan we met kerstballen bowlen.’

In mijn handen heb ik een doos met een bonte verzameling kerstballen, verzameld door de juf.

‘Bowlen? Ja!!’ roept een leerling.

‘Wat is bowlen?’, vraagt een ander.

‘Nou, dan zetten we daar achterin in de klas wat kegels neer’, zeg ik. ‘En die proberen we dan hier vandaan om te smijten met deze kerstballen. Gewoon lekker gooien.’

‘Maar meester’, vraagt een meisje. ‘Dat is toch zonde? Dan gaan de kerstballen kapot!’

‘Jajaja!’, klinkt nu uit verschillende hoeken. ‘Dat is zonde!’

Ik geef me – vrij makkelijk – gewonnen. ‘O, dus bowlen met kerstballen is een heel slecht plan van me? Nou, dan weet ik iets anders. Ik roep jullie straks om de beurt naar voren. Dan mag je een eigen kerstbal uitkiezen en voorzichtig ophangen. Zoek maar een mooie plek in de kerstboom.’

Dat valt beter in de smaak. Terwijl ik de leerlingen één voor één bij me roep, mogen de anderen knutselen. Kerstkaarten maken ‘voor iemand die het goed kan gebruiken’: je moeder, je opa of de buurman die helemaal alleen woont.

**

Mooi om die verrukte gezichten van de kinderen te zien die hun bal ophangen in de boom. Mooi ook om te zien hoe ze lekker bezig zijn, hoe ze elkaar helpen. Van het contrast tussen ‘binnen’ en ‘buiten’ zou je bijna melancholiek worden, bedenk ik. ‘Buiten’, op straat, in winkels, in de ziekenhuizen, waait nog steeds die gure coronawind. En terwijl in ‘onze’ wijk de besmettingscijfers alarmerende pieken laten zien, marcheert hier op school alles gewoon door. Die ochtend las ik over een vakbond die vindt dat de werkdruk in het onderwijs door corona enorm is toegenomen. Zal best. Alleen merk ik er niks van – al heb ik misschien slecht opgelet. Volgens mij doen we vooral waarvoor we zijn aangenomen: zo goed mogelijk lesgeven.

Afkloppen: met een beetje geluk hobbelen we rustig richting de kerstvakantie. Tuurlijk, iedereen is heel voorzichtig. Leerkrachten houden afstand, er mogen maximaal twee volwassenen in één lokaal, het is soms onmogelijk koud in de lokalen doordat de ramen verplicht open moeten, en handen ontsmetten voor je een lokaal binnenstapt is – ook bij de kinderen – inmiddels een automatisme, maar de leerlingen krijgen gewoon les. En ja, er zijn de afgelopen weken wat collega’s ziek geworden (geen corona) en sommige kinderen moesten tijdelijk thuisblijven na een coronaverdenking in het gezin. Toch hebben we, met het nodige kunst- en vliegwerk, op één klas na (twee dagen) geen complete groepen naar huis hoeven sturen. Gelukkig maar, blijkt ook uit de weinige oudergesprekken die we voeren. Ouders zijn bezorgd: hun kinderen komen sinds corona veel te weinig buiten. De school is het enige ‘uitje’. Een positieve plek, en vooral een veilig fort in een boze wereld.

Met die gedachte word ik de volgende ochtend wakker, als ik een app van een collega krijg.

‘Leo, ik ben ziek, koorts. Jij staat vandaag voor mijn groep. Ik ga nu een sneltest laten doen.’

**

Reacties zijn gesloten.