Verjongingskuur
‘Meester, hoe oud bent u?’
‘Nou, ik ben al heel oud hoor. Ik ben zó oud, zo ver kan jij niet eens tellen.’
Verbazing aan de andere kant: ‘Zo, bent u meer dan 100?’
Ik doe vandaag de noodopvang – voorlopig voor de laatste keer, vanaf maandag wordt alles anders – in ons eigen klaslokaal. Ingrediënten: elf kinderen uit verschillende groepen, waaronder vier kinderen van ‘mijn’ vertrouwde groep 5. De kinderen die ik nog niet ken, willen natuurlijk even weten met welke lampenkap ze vandaag te maken krijgen. En ‘leeftijd’, zo valt me telkens weer op, is nogal een item én gespreksopener voor kinderen.
Ik zeg het groep 4-ventje dat ik meer dan de helft van 100 ben: 55 jaar om precies te zijn. En dat ik me op sommige dagen heus wel 100 jaar voel, maar vandaag juist niet: ik ben blij dat de kinderen er zijn, ik vind het fijn dat ik ze live kan helpen. ‘Dat vind ik gewoon veel leuker dan alleen online lesgeven.’ Het kereltje knikt.
‘Onderwijs houdt je jong’, hoor je geregeld – meestal van mensen die dicht tegen hun pensioen aan zitten. Of dat echt zo is, waag ik te betwijfelen. Tuurlijk, het onderwijs is een ‘jonge’ omgeving, met kinderen die elke dag groeien, in een positieve wereld van motiveren en enthousiasmeren. Daar voel ik me thuis: ik smul van de onschuldige grapjes, van de energie en onverwachte uitspraken van de kinderen. Dus misschien is het in algemene zin wel zo dat ‘werken met jonge mensen’ je jong kan houden. Tegelijkertijd zie en hoor ik dat er in het onderwijs veel mensen afhaken: opgebrand, uitgeblust, kapot – en die mensen zien er niet uit alsof ze een verjongingskuur hebben ondergaan. En om eerlijk te zijn heb ik zelf ook schooldagen waarop ik blij ben als het half 4 is: ‘alles’ gegeven, mooi geweest. Nu even geen gezeur aan de kop van de midlifemeester ajb, ik ben op.
Vandaag is er geen gezeur. Met de ‘onbekende’ kinderen in de noodopvang – kinderen van ouders met cruciale beroepen én kinderen die triest genoeg thuis geen veilige omgeving hebben – is het wel even zoeken voordat iedereen aan de slag kan. Maar vooral ‘mijn’ groep 5-noodopvangkinderen vinden het fijn om hun vertrouwde meester in de buurt te hebben, merk ik. Het is ook best grappig: als ik het thuiszittende deel van groep 5 online lesgeef, doen de noodopvangkinderen in de klas mee met de les; ze zwaaien vrolijk naar hun klasgenoten op afstand. En daarna heb ik meer aandacht voor de kinderen dan in een ‘normale’ volle klas; dat scheelt een jas.
Zo kan ik in de middag Beatrice uitgebreid helpen met begrijpend lezen. Schat van een meisje dat taal en lezen moeilijk vindt, ook al omdat ze thuis geen Nederlands spreekt. Ze koestert vandaag de exclusieve aandacht. Als haar werk klaar is, geef ik haar een boks en bekijken we de resultaten van de dag. Die zien er prima uit: ze heeft zichzelf vandaag overtroffen. Ik prijs Beatrice de hemel in en zeg dat ze nog niet eerder zoveel opgaven heeft gemaakt. ‘Een record!’, zeg ik. ‘Je hebt supergoed gewerkt vandaag, meid. Je mag trots zijn op jezelf!’
Ze lacht verlegen. En legt – tegen alle coronarichtlijnen – opeens haar hoofd op mijn schouder. ‘Ach, lieve meester’, zegt ze. Het klinkt alsof ik haar stokouwe opa ben.
Voor de verandering weet ik even niet meer wat ik moet zeggen. Ik slik. En ik weet het opeens: onderwijs brengt je veel hoor, maar het maakt je niet jonger. Je wordt er ook een beetje een sentimentele oude dwaas van.
Reacties zijn gesloten.